Schenk- en erfbelasting: de familiale vennootschap
- door Sara Desmidt
- •
- 01 sep, 2022
- •
Voordelig fiscaal regime
Wanneer een familiale onderneming wordt geschonken is er geen schenkbelasting verschuldigd.
In geval van vererving van de onderneming is een tarief van 3% van toepassing als de onderneming overgaat naar erfgenamen in de rechte lijn of naar de partner, en een tarief van 7% in alle andere gevallen.
Een aantal voorwaarden moet vooraf vervuld zijn. Het moet bijvoorbeeld gaan om familiale ondernemingen met een échte activiteit; vastgoedvennootschappen zijn daardoor uitgesloten.
Maar andere voorwaarden moeten ook na de schenking of vererving nog nageleefd worden. Zo moet de reële economische activiteit minstens drie jaar voortgezet worden en geldt er een kapitaalbehoudsvoorwaarde.
Behoud van kapitaal
Eén van de voorwaarden die wel eens uit het oog verloren wordt, is de voorwaarde van het ‘kapitaalbehoud’. Onder de oude vennootschapswetgeving was dat een duidelijk gegeven: het maatschappelijk kapitaal mocht na de schenking of het overlijden niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. Maar het nieuwe vennootschapsrecht, dat van toepassing is sinds 1 mei 2019, kent ook kapitaalloze vennootschappen. De voorwaarde van het kapitaalbehoud moest dus aangepast worden aan die nieuwe situatie.
NV’s hebben onder het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen nog steeds een maatschappelijk kapitaal. Voor hen verandert er niets. Net als onder de oude wetgeving mag het kapitaal van een NV gedurende de drie jaar na het overlijden of na de schenking niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen.
Heeft u echter een BV – ongeacht of het om een geconverteerde BVBA of om een nieuwe BV gaat –, dan verwijst de kapitaalbehoudsvoorwaarde niet langer naar het kapitaal van de vennootschap, maar is vereist dat het ‘eigen vermogen’ van de vennootschap gedurende drie jaren niet daalt door uitkeringen of terugbetalingen ‘tot onder het bedrag van de verrichte inbrengen op het moment van het overlijden of de schenkingsakte, zoals dat blijkt uit de jaarrekening’.
Er wordt dus enkel gekeken naar de jaarrekening. Dat houdt in dat het eigen vermogen in de loop van het boekjaar wel zou kunnen dalen onder die grens, als het maar weer hersteld is tegen het einde van het boekjaar, wanneer de jaarrekening wordt opgemaakt.
Het begrip ‘eigen vermogen’ is ook ruimer dan het begrip kapitaal, waardoor een uitkering van het fiscaal kapitaal wel mogelijk is als er aan de andere kant een overeenkomstige stijging van het eigen vermogen plaats vindt.
3 jaar
Ook de termijn van 3 jaar is niet meer wat ie geweest is. Er wordt immers gekeken naar de jaarrekening van de vennootschap om te oordelen of er, ten aanzien van de datum van het overlijden, een daling van het eigen vermogen is geweest. Dat betekent dat het eigen vermogen minstens op hetzelfde niveau moet blijven in de 3 jaarrekeningen na het overlijden of de schenking.
Noteer ook dat er enkel gekeken worden naar een daling van het eigen vermogen naar aanleiding van een uitkering of terugbetaling van het eigen vermogen. Als het eigen vermogen van de onderneming daalt door verliezen, dat heeft dat géén impact op de vrijstelling of vermindering.
Sanctie
Als de voorwaarden voor de vrijstelling (bij schenking) of vermindering (bij overlijden) niet vervuld zijn of er niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden, dan wordt de vrijstelling of vermindering in principe niet toegekend of gaat ze volledig verloren.
Bij een daling van het eigen vermogen is dat niet het geval: er is dan ‘slechts’ een evenredig verval van het gunstregime. Het gevolg is dat het bedrag van de uitkering of terugbetaling zal belast worden aan het normale tarief, in de mate dat daardoor het eigen vermogen onder de ondergrens zakt.
Liquidatiereserve


Uit een onderzoek van SD Worx blijkt dat ongeveer de helft van de Belgische kmo’s bedrijfswagens aanbiedt aan hun medewerkers. Deze voertuigen worden vooral ingezet als functiewagens, voornamelijk voor het bezoeken van klanten. Bedrijven met minder dan drie wagens vormen de meerderheid, maar grotere organisaties hebben er vaak meer. Vooral in Brussel en Wallonië worden bedrijfswagens vaker ingezet voor klantenbezoek.
De kosten voor het beschikbaar stellen van bedrijfswagens zijn de afgelopen drie jaar met gemiddeld 30% gestegen, vooral door hogere leasekosten van elektrische wagens. Ondanks deze inspanningen om het wagenpark milieuvriendelijker te maken, blijft het aandeel elektrische en hybride voertuigen stabiel. Momenteel bestaat 14% van de bedrijfswagens uit elektrische voertuigen en 28% uit hybride, terwijl de meerderheid nog steeds fossiele brandstoffen gebruikt. Kmo's verwachten echter niet dat dit aandeel op korte termijn veel zal toenemen.
